In de kelder van het MCO-gebouw aan de Hilversumse Heuvellaan (het voormalige VARA-gebouw) bevindt zich de grootste collectie bladmuziek van ons land. Naast gedrukte (‘officieel uitgegeven’) muziek bevat deze vele duizenden handgeschreven composities, veelal van Nederlandse hand. Nooit gepubliceerde werken van o.a. Jurriaan Andriessen, Oscar van Hemel, Hans Henkemans, maar ook van Hanns Eisler, Bernhard Heiden èn Toon Hermans zijn hier te vinden, evenals bv. honderden hoorspelmuzieken.

Inleiding Veel muziek is geschreven in opdracht van omroepen: vanaf het eind van de jaren 1920 moesten duizenden radio-uren worden gevuld met muziek, en de ensembles in dienst van de omroepen speelden elke week nieuw repertoire, dat speciaal voor hen werd gecomponeerd en/of gearrangeerd. Het grootste aandeel hierin vormt de – vaak eenmaal uitgevoerde/uitgezonden - muziek die werd geschreven voor de ‘lichte radio-ensembles’. Honderden ensembles hebben sindsdien kortere of langere tijd voor ‘de radio’ gewerkt.  Bekende namen zijn o.a. The Ramblers, The Skymasters, De Zaaiers en de orkesten van Klaas van Beeck, Dick Willebrandts en Boy Edgar. Een groot gedeelte van de door hen gebruikte bladmuziek is bewaard door de Muziekbibliotheek van de Omroep (MCOMB). Deze 'bedrijfsbibliotheek' was decennialang moeilijk toegankelijk voor niet-omroepmedewerkers, waardoor de kennis van de rijke collectie beperkt bleef tot een kleine groep insiders. Pas sinds kort bestaat er interesse vanuit muziekwetenschappelijke hoek. 1 De Nederlandse jazzgeschiedschrijving hield zich bij de bestudering resp. beschrijving van deze omroepgerelateerde ensembles tot voor kort vrijwel uitsluitend bezig met de opnamen die ervan zijn gepubliceerd. Tekstboekjes bij LP’s en cd’s bevatten veel informatie over bezettingen, opnamedata etc. 2 Ontsluiting en bestudering van de tienduizenden omroeparrangementen zou een completer beeld geven. Een complicerende factor hierbij is dat de Omroepmuziekbibliotheek per 1 augustus 2013 is gesloten. Het VPRO-programma Vrije Geluiden heeft dit jaar een project geïnitieerd met als doel belangwekkende stukken uit de omroepcollectie voor het publiek op te diepen. Ik verleen hieraan graag mijn medewerking.

Uitgezonden op: zondag 21 december 2014, 10.30u op NPO1 (item vanaf 18')

De aflevering van 21 december besteedde aandacht aan ‘de grote amusements-/jazzorkesten’ zoals die zich vanaf de jaren 1930 ontwikkelden bij de (toenmalige) omroepverenigingen. Uiteraard moest daarin de hoeveelheid gesproken toelichting beperkt blijven. Daarom schets ik hieronder een aantal aspecten van dit boeiende verhaal, dat een omvangrijker geschiedschrijving verdient. Al doende plaats ik de drie in de uitzending gespeelde nummers kort in een context. In tegenstelling tot wat velen denken speelden de ‘lichte radio-ensembles’ van blad. Dat hierbij improvisatie een rol speelde doet niets af aan het belang - als informatiebron - van het  in de Hilversumse kelders bewaarde muziekmateriaal . Ik heb voor dit artikel uit enkele bronnen geput waaruit ik passages soms letterlijk citeer. In verband met de leesbaarheid heb ik niet elk citaat apart verantwoord, maar vermeld ik aan het slot de voornaamste geraadpleegde publicaties. 3 4 5

Vóór de oorlog: dans- en amusementsmuziek In de eerste jaren van hun bestaan verzorgden de omroepen regelmatig ‘lijnuitzendingen’ van orkestjes die lunch- en dinerconcerten gaven in cafés en hotel-restaurants. In de late uurtjes, na elven, werden live-concerten uitgezonden van jazz- en dansorkesten die optraden in dansgelegenheden als La Gaité en Pschorr in Amsterdam en Hotel Hamdorff in Laren. Ook deden de omroepen vaak een beroep op het Omroeporkest dat de Hilversumsche Draadloze Omroep (HDO) inmiddels had opgericht. Dit orkest speelde een zeer uitgebreid repertoire dat varieerde van klassieke orkestwerken tot de nieuwste schlagers. Volgens dirigent Nico Treep in de Gramofoon Revue van november 1929 had het orkest ongeveer drieduizend nummers op het repertoire. Onder meer doordat het aantal uitzenduren sterk toenam richtten de omroepen eigen orkesten op, die zowel klassieke als amusementsmuziek speelden. De omvang liep uiteen van drie musici tot circa vijfendertig. Daarnaast begonnen AVRO, KRO en VARA rond 1932 met speciale orkesten die aan de grote vraag naar amusementsmuziek moesten voldoen. Zo ontstonden bij de AVRO het orkest van Kovacs Lajos en Eddy Meenks Decibels. De KRO kreeg de beschikking over de KRO-Boys en KRO-Melodisten, beide onder leiding van Piet Lustenhouwer. Bij de VARA waren het Eddy Walis’ Flierefluiters, de Notenkrakers en de Bohemians. Toen in de tweede helft van de jaren dertig dansmuziek steeds populairder werd, speelde de AVRO hierop in met het AVRO-Dansorkest onder leiding van achtereenvolgens Hans Mossel en Klaas van Beeck en de VARA met The Ramblers. Nog later leidde het in zwang komen van grote buitenlandse ‘jazz-symphonische’ orkesten zoals van Victor Sylvester en Mantovani tot de oprichting van The New Style Artists van de KRO, het AVRO-Amusementsorkest van Elzard Kuhlman en VARA’s Noviteiten-orkest onder Benedict Silberman. Iedere muziekstroming: zigeunermuziek, Hawaiian, Weense Schrammelmuziek of Franse chansons, kreeg in die jaren haar eigen orkest. In 1932 kwamen de ensembles met een ritmesectie – piano, gitaar/banjo, drums en ‘slagbas’ – in de mode. In deze periode ontstonden ook de zgn arrangementen die voor een bepaald orkest werden geschreven. Sommige arrangeurs werden in vaste dienst van een omroep benoemd, zoals Eddy Noordijk, Dolf Karelsen en Dolf van der Linden. Door aan een band strijkers toe te voegen ontstonden de amusementsorkesten: Bravour en Charme o.l.v. Benedict Silberman, het AVRO-Amusementsorkest onder Elzard Kuhlman (eveneens arrangeur) en het KRO-Amusementsorkest met Marinus van ’t Woud. De arrangementen werden steeds ingewikkelder. Arrangeurs als Ferry Barendse, Jack Bulterman en Klaas van Beeck leverden een stroom van arrangementen die nog steeds zeer goed te beluisteren zijn. De VARA telde in 1935 elf ensembles, alle samengesteld uit de 39 muzikanten van het grote VARA-Orkest.

Na de oorlog: meer improvisatie, modernere jazz Kort na de Tweede Wereldoorlog werd het Metropole Orkest opgericht, dat tot 1980 werd geleid door Dolf van der Linden. Hij componeerde en arrangeerde talloze stukken voor zijn orkest. Het grootste professionele pop- en jazzorkest ter wereld is het enige niet-klassieke ‘omroeporkest’ dat nog altijd bestaat. The Skymasters maakten hun radiodebuut op 20 januari 1946, voor korte tijd onder de naam Red White and Blue Stars. Het orkest werd geleid door achtereenvolgens Pi Scheffer, Bep Rowold, Sander Sprong, Tony Nolte en Herman Schoonderwalt. Van 1978 tot 1986 verzorgden The Skymasters het wekelijkse radioprogramma Swingtime, vanuit Nick Vollebregts Jazzcafé in Laren. In 1997 werd de band ontbonden. Rond 1980 maakte Kenny Napper het arrangement van Victor Schertzingers Tangerine.

The Sentence Rob Pronk
Componist-arrangeur-pianist-trompettist Rob Pronk (1928-2012) schreef vele honderden arrangementen voor het Metropole Orkest; ook The Skymasters voerden regelmatig werk van zijn hand uit. In 1968 leidde hij The Rob Pronk Jazz Orchestra bij studio-opnamen van tien merendeels door hemzelf gecomponeerde titels, waaronder The Sentence. In de jaren ‘50 tot ’80 werden voor vele radio- en tv-programma’s tienduizenden arrangementen vervaardigd voor ensembles en orkesten die soms voor één specifieke gelegenheid waren samengesteld, maar ook voor bands die jarenlang bijeenbleven.  Het ‘jazzgehalte’ liep sterk uiteen. In willekeurige volgorde een paar namen: Ger van Leeuwen, Ruud Bos, Rogier van Otterloo, Pierre Biersma, Cees Smal, Tonny Eyk, Bert Paige, Frans de Kok, Frans Elsen, Henk Elkerbout, Piet Zonneveld, Frans Mijts, Gerard van Krevelen, Jos Cleber, Charlie Nederpelt, Theo Loevendie, Misha Mengelberg, Joop Elders, Willy Langestraat en Tom Dissevelt. Een aparte vermelding verdient Boy’s Big Band. Deze bigband was actief van 1960 tot 1971 en werd geleid door pianist-trompettist-componist-arrangeur Boy Edgar (1915-1980). Het was de eerste professionele Nederlandse bigband die uitsluitend jazz speelde. Meer en minder experimentele musici bleken hierin een vruchtbare combinatie te vormen. Theo Loevendie speelde altsaxofoon in het orkest en componeerde/arrangeerde o.a. Black Sea. (Het in de uitzending gespeelde arrangement bevat minder saxofoonpartijen dan de 7 (!) in de originele versie.) Diverse eigen, tamelijk schetsmatige arrangementen van Edgar bevinden zich eveneens in de collectie van de MB. Datzelfde geldt voor arrangementen voor vele honderden ensembles en orkesten vanaf de jaren 1930. Over de ‘lichte omroepmuziek’ valt nog veel meer te melden – wellicht iets voor een volgende bijdrage.

Jan Jaap Kassies

Bronnen: 1)      Hoe gaat het verder met de dochter van de tamboer-majoor? / Philomeen Lelieveldt 2)      O.a. het Nederlands Jazz Archief en Stichting Doctor Jazz hebben belangrijke cd’s uitgebracht met opnamen van o.a. Dick Willebrandts ‘en zijn radio-orkest’ en orkesten onder leiding van Hans Mossel en Klaas van Beeck. Deze bevatten zeer informatieve liner notes van specialisten als Herman Openneer en Skip Voogd. 3)      Ad Maatjens: De betekenis van de Nederlandse radio-amusementsorkesten, in: Een muziekgeschiedenis der Nederlanden (hoofdredactie: Louis Peter Grijp, Amsterdam: Amsterdam University Press-Salomé, 2001) 4)      Gerrit Brandjes: Lichte muziek bij de radio vóór Wereldoorlog II, in: Elseviers Encyclopedie van de Muziek (Amsterdam-Brussel, 1956) 5)      Veel informatie is ook te vinden in de OmroepmuziekWiki op deze site, een project van de voormalige Muziekbibliotheek van de Omroep.